Niet iedereen wordt opgewonden van cijfers en statistieken. Poëzie en volkstellingen vormen ook geen voor de hand liggende combinatie. Toch is er tenminste één prachtig voorbeeld uit de vaderlandse literatuur waarin het tellen van de bevolking op de hak wordt genomen: het "Insektenbevolkingsregister" door Annie M.G. Schmidt. Uit de tekst blijkt er meer sprake te zijn van een "Insectenvolkstelling" dan van een bevolkingsregister.
|
Insectenvolkstelling?
Het gedicht "Insektenbevolkingsregister" door Annie M.G. Schmidt is voor het eerst gepubliceerd in 1951, in Dit is de spin Sebastiaan. Het is ook opgenomen in de bundel Ziezo: de 347 kinderversjes. Misschien vormde de eerste naoorlogse volkstelling van 1947 de inspiratiebron? Erg mooi is dat de bijen tegen het tellen in opstand komen: die willen liever honing gaan peuren dan meedoen aan de telling. Wat dit betreft had Annie Schmidt een vooruitziende blik, want pas in 1971 zou er een aanzienlijk volksprotest tegen de mensentelling uitbreken. De bijen uit het gedicht worden zo boos, dat er een complete chaos ontstaat en er van het tellen niets terechtkomt.
Vond Annie Schmidt het nou echt jammer dat onbekend is gebleven hoeveel spinnen en bijen er waren? Of behoorde zij tot de rebellen die in 1971 geweigerd hebben aan de volkstelling mee te werken? Oordeel zelf!
|
Annie M.G. Schmidt
In het bos, bij de mieren en spinnetjes ist’er
een mieren- en spinnenbevolkingsregister,
dat hebben ze daar zo ingesteld,
daar worden de mieren en spinnen geteld;
en de man die dat doet, dus de leider daarvan,
is Bartholomeus Wortelman.
Om te beginnen
telt hij de spinnen,
telt hij de mieren
en andere dieren,
dan telt hij de torren en zegt: Allemachtig,
het zijn er tienduizend vijfhonderd en tachtig!Hij heeft al die beesten eerst op moeten stellen,
zo achter elkander, dan kon hij ze tellen,
ze lopen in lange rijen voorbij:
een sprinkhanen-rij en een torretjes-rij,
de sprinkhanen hupsen,
dan komen de rupsen,
dan komen de vlinders,
als fleurige kinders,
maar dan zegt Bartholomeus verwonderd:
Waar blijven de bijen? Ik tel er maar honderd! Toen kwam er een bij uit de bijenkolonie,
een grimmige bij met een grimmige tronie.
Hij zei: Compliment van de koningin
en wij doen niet mee, want we hebben geen zin!
Dat lopen in rijen,
dat is niks voor bijen,
wij willen niet zeuren
maar honing gaan peuren!
Wij hebben geen tijd, maar de bijen die vrij zijn
die mogen er dan voor de aardigheid bij zijn. Maar Bartholomeus was ook niet van gister!
Hij riep: het is hier een Bevolkingsregister!
En als ze niet meedoet, die koningin,
dan gaat ze gewoon de gevangenis in!
Toen gingen de bijen
aan ’t razen en zeien:
Pas op, we gaan steken!
We zullen ons wreken!
En iedereen vluchtte, totaal van de kook,
En Bartholomeus Wortelman ook. En sinds die grote ruzie kwam er
niets meer van tellen, is dat niet jammer?
Nu zal je nooit weten, Jan, Piet en Hein
hoeveel spinnen en bijen er zijn... Met toestemming overgenomen uit: Annie M.G. Schmidt, Ziezo, de 347 kinderversjes. Querido’s Uitgeverij b.v. 2000, p. 60-61. Oorspronkelijk gepubliceerd in Dit is de spin Sebastiaan (1951).
|